2ème semaine, 2ème cours:
Équipements nécessaires:
Ordinateur
Cahier
Stylo
Casque d'écoute
Le but du cours:
Deze les leer je de verschillende voorzetsels voor landen en plaatsen en vooral, hoe je ze moet toepassen.
Le début du cours:
Ordinateur
Cahier
Stylo
Casque d'écoute
Le but du cours:
Deze les leer je de verschillende voorzetsels voor landen en plaatsen en vooral, hoe je ze moet toepassen.
Le début du cours:
Les prépositions des pays
Tout(e) seul(e):
In het Frans heb je een andere manier om te zeggen naar welk land of naar welke stad je bent geweest. Hieronder vind je de uitleg over de samenvoeging van het voorzetsel à met andere lidwoorden. Lees deze goed door en maak vervolgens de onderstaande opdrachten.
Met je docent zul je vervolgens gaan kijken welke voorzetsels en landen jeallemaal bent tegengekomen. Je zult daarna in je aantekeningenschrift een samenvatting maken van deze grammatica.
Parler à deux: Où est-ce que tu as été?
In tweetallen oefen je vervolgens met de verschillende landennamen én plaatsnamen. De onderstaande oefening lijkt al een beetje op je eigen verhaaltje voor de eindpresentatie. Je oefent met elkaar over de plaats waar je geweest bent en met wie.
Probeer er samen eens achter te komen hoe je dit het beste kunt vertellen. Schrijf het bijvoorbeeld op in je schrift.
Om je een beetje te helpen met de inhoud van jullie gesprek kun je bekijken wat je ongeveer kunt zeggen.
Zorg dat in je gesprek de volgende punten aan bod komen:
1) Waar ben je geweest?
2) Hoe lang ben je geweest?
3) Met wie ben je geweest?
En classe:
Met je docent zullen jullie nu een aantal gesprekken oefenen om uiteindelijk samen de juiste zinnen te formuleren in je aantekeningenschrift.
Qu'est-ce que j'ai appris?
Wat heb je eigenlijk deze les allemaal geleerd? Schrijf het op in je aantekeningenschrift en bespreek het met je docent.
In tweetallen oefen je vervolgens met de verschillende landennamen én plaatsnamen. De onderstaande oefening lijkt al een beetje op je eigen verhaaltje voor de eindpresentatie. Je oefent met elkaar over de plaats waar je geweest bent en met wie.
Probeer er samen eens achter te komen hoe je dit het beste kunt vertellen. Schrijf het bijvoorbeeld op in je schrift.
Om je een beetje te helpen met de inhoud van jullie gesprek kun je bekijken wat je ongeveer kunt zeggen.
Zorg dat in je gesprek de volgende punten aan bod komen:
1) Waar ben je geweest?
2) Hoe lang ben je geweest?
3) Met wie ben je geweest?
En classe:
Met je docent zullen jullie nu een aantal gesprekken oefenen om uiteindelijk samen de juiste zinnen te formuleren in je aantekeningenschrift.
Qu'est-ce que j'ai appris?
Wat heb je eigenlijk deze les allemaal geleerd? Schrijf het op in je aantekeningenschrift en bespreek het met je docent.