Explication cours 2ème semaine
Benodigdheden en programma voor week 2
Computers/tablets voor alle leerlingen
Beamer
Boxen in het lokaal
Aantekeningenschrift voor de leerlingen
Oortjes voor luisteropdrachten
Doel:
De leerlingen maken deze les kennis met de werkwoorden être en avoir. Deze kunnen ze voor de volgende les al gaan toepassen in hun eigen script.
LES 1:
De leerlingen hebben ieder 10 zinnen voorbereid waarin zij zichzelf presenteren. Het was een lastige opdracht, dus het kan zijn dat sommige leerlingen het niet is gelukt. Laat ze dan voor de eerstvolgende les opnieuw 10 zinnen maken, waarbij ze, na deze les, dus extra materiaal hebben om mee te werken.
Exercice:
Kies een aantal leerlingen uit om het op het bord te presenteren en op te zeggen (ongeveer 5 à 10 min)
Laat de andere leerlingen goed luisteren en achterhalen wat er gezegd wordt.
Ze zetten de juiste, gecorrigeerde zinnen allemaal in hun schrift/in hun tablet/computer zodat ze deze kunnen gebruiken voor hun eindopdracht.
Exercice:
Herhaling van het article:
Als huiswerk hebben de leerlingen het article geleerd. Je kunt zelf invulling geven hoe je dit wilt herhalen. Je kunt er uiteraard voor kiezen dit interactief te doen via socrative. Zorg er dan wel voor dat je een account hebt aangemaakt. Binnen je account kun je zelf een opdracht maken en deze delen met je leerlingen via de computer/tablet.
Grammaire: être/avoir
1. Laat de leerlingen naar de 2e lesweek gaan op de site en laat ze vervolgens de uitleg lezen/horen van de werkwoorden être/avoir. (LET OP: 1x laten kijken!) (5min)
2. Ze schrijven vervolgens binnen 2 minuten zoveel mogelijk op van de verschillende rijtjes/uitleg die ze hebben langs zien komen.
3. Bespreek wat ze lastig vonden of juist heel makkelijk.
4. Zorg ervoor dat ze allemaal de twee rijtjes in hun schrift hebben opgeschreven/zelf hebben getypt. Dit is belangrijk voor de opdrachten die ze vervolgens zelf gaan maken.
5. Laat ze nu zelf de opdrachten maken die aan bod komen, eerst zo'n 10 minuten voor être, bespreek dat na en vervolgens zo'n 10 minuten avoir. Loop ze wel even door met de leerlingen zodat er geen onduidelijkheid ontstaat.
Sluit de grammatica af door elke leerling twee zinnen te laten schrijven: een zin met être en een zin met avoir. Echter, ze moeten het ook kunnen vertalen!
Bespreek vervolgens het huiswerk voor de volgende les. GEEF DUIDELIJK AAN DAT HET OM EEN EERSTE OPZET GAAT! Het is immers voor de 2e les van deze week, iets wat ze niet meteen af kunnen hebben! (De uiteindelijke tekst komt later!)
1. Je filmscript
Je gaat thuis een eerste opzet maken voor je filmscript. Zorg dat je de volgende
punten verwerkt in je aantekeningenschrift:
1. Je vertelt hoe je heet.
2. Je zegt hoe oud je bent.
3. Je vertelt waar je woont.
4. Je vertelt wat je hobby's zijn.
5. Je vertelt met wie je in huis woont en hoe oud ze zijn. Dit kunnen zijn: je
(stief)vader, je (stief)moeder/je broer/je zus/je kat/je hond/je
goudvis.
Hou er rekening mee dat je lidwoorden die je hebt geleerd goed toepast in je script!
Maak ook gebruik van de woorden en zinnenlijst die je van de docent hebt
gekregen! Je kunt, om zinnen en woorden te vinden, ook gebruik maken van je
Carte Orange werkboek en tekstboek.
2. Les verbes être et avoir
Je hebt in de afgelopen les kennis gemaakt met de werkwoorden être en avoir. In de
volgende les ga je werken met être én avoir samen. Het is dan handig om goed te
weten wat de verschillende vormen betekenen.
Reflectie:
Wat ging er goed, wat ging er minder goed? Bespreek dit met je leerlingen voordat de les is afgelopen!
Benodigdheden en programma voor week 2
Computers/tablets voor alle leerlingen
Beamer
Boxen in het lokaal
Aantekeningenschrift voor de leerlingen
Oortjes voor luisteropdrachten
Doel:
De leerlingen maken deze les kennis met de werkwoorden être en avoir. Deze kunnen ze voor de volgende les al gaan toepassen in hun eigen script.
LES 1:
De leerlingen hebben ieder 10 zinnen voorbereid waarin zij zichzelf presenteren. Het was een lastige opdracht, dus het kan zijn dat sommige leerlingen het niet is gelukt. Laat ze dan voor de eerstvolgende les opnieuw 10 zinnen maken, waarbij ze, na deze les, dus extra materiaal hebben om mee te werken.
Exercice:
Kies een aantal leerlingen uit om het op het bord te presenteren en op te zeggen (ongeveer 5 à 10 min)
Laat de andere leerlingen goed luisteren en achterhalen wat er gezegd wordt.
Ze zetten de juiste, gecorrigeerde zinnen allemaal in hun schrift/in hun tablet/computer zodat ze deze kunnen gebruiken voor hun eindopdracht.
Exercice:
Herhaling van het article:
Als huiswerk hebben de leerlingen het article geleerd. Je kunt zelf invulling geven hoe je dit wilt herhalen. Je kunt er uiteraard voor kiezen dit interactief te doen via socrative. Zorg er dan wel voor dat je een account hebt aangemaakt. Binnen je account kun je zelf een opdracht maken en deze delen met je leerlingen via de computer/tablet.
Grammaire: être/avoir
1. Laat de leerlingen naar de 2e lesweek gaan op de site en laat ze vervolgens de uitleg lezen/horen van de werkwoorden être/avoir. (LET OP: 1x laten kijken!) (5min)
2. Ze schrijven vervolgens binnen 2 minuten zoveel mogelijk op van de verschillende rijtjes/uitleg die ze hebben langs zien komen.
3. Bespreek wat ze lastig vonden of juist heel makkelijk.
4. Zorg ervoor dat ze allemaal de twee rijtjes in hun schrift hebben opgeschreven/zelf hebben getypt. Dit is belangrijk voor de opdrachten die ze vervolgens zelf gaan maken.
5. Laat ze nu zelf de opdrachten maken die aan bod komen, eerst zo'n 10 minuten voor être, bespreek dat na en vervolgens zo'n 10 minuten avoir. Loop ze wel even door met de leerlingen zodat er geen onduidelijkheid ontstaat.
Sluit de grammatica af door elke leerling twee zinnen te laten schrijven: een zin met être en een zin met avoir. Echter, ze moeten het ook kunnen vertalen!
Bespreek vervolgens het huiswerk voor de volgende les. GEEF DUIDELIJK AAN DAT HET OM EEN EERSTE OPZET GAAT! Het is immers voor de 2e les van deze week, iets wat ze niet meteen af kunnen hebben! (De uiteindelijke tekst komt later!)
1. Je filmscript
Je gaat thuis een eerste opzet maken voor je filmscript. Zorg dat je de volgende
punten verwerkt in je aantekeningenschrift:
1. Je vertelt hoe je heet.
2. Je zegt hoe oud je bent.
3. Je vertelt waar je woont.
4. Je vertelt wat je hobby's zijn.
5. Je vertelt met wie je in huis woont en hoe oud ze zijn. Dit kunnen zijn: je
(stief)vader, je (stief)moeder/je broer/je zus/je kat/je hond/je
goudvis.
Hou er rekening mee dat je lidwoorden die je hebt geleerd goed toepast in je script!
Maak ook gebruik van de woorden en zinnenlijst die je van de docent hebt
gekregen! Je kunt, om zinnen en woorden te vinden, ook gebruik maken van je
Carte Orange werkboek en tekstboek.
2. Les verbes être et avoir
Je hebt in de afgelopen les kennis gemaakt met de werkwoorden être en avoir. In de
volgende les ga je werken met être én avoir samen. Het is dan handig om goed te
weten wat de verschillende vormen betekenen.
Reflectie:
Wat ging er goed, wat ging er minder goed? Bespreek dit met je leerlingen voordat de les is afgelopen!
LES 2:
Doel: De leerlingen leren deze les het bezittelijk voornaamwoord. Hiermee kunnen ze vervolgens hun zinnen voor hun script ook beter aanpassen, samen met de werkwoorden être en avoir.
Leerlingen die het allemaal erg makkelijk vinden, kun je al vrij snel aan het begin van de les stimuleren door ze zelfstandig de grammatica uit te laten zoeken. Ze moeten dan echter wél bij jou uitleg geven over wat ze hebben gelezen. Ook is het raadzaam ze mee te laten schrijven met het uiteindelijke schema van het bezittelijk voornaamwoord.
Exercice 1
Herhaling van les 1: avoir en être
Laat leerlingen zsm de twee rijtjes opschrijven (dit kan ook door middel van socrative) waarbij de eerste vorm ook wordt vertaald. De eerste die klaar is en het foutloos heeft gedaan, kun je bijvoorbeeld iets kleins als presentje geven (gummetje van de Action bijv.).
Exercice 2
De leerlingen gaan zelfstandig aan het werk met de bezittelijk voornaamwoorden. Zorg dat ze ongeveer 5 à 15 minuten de tijd hebben om aan deze opdracht(en) te werken.
Het is aan te raden om leerlingen zélf de uitleg te geven over hetgeen zij net zelf hebben moeten lezen/luisteren/kijken. Zorg ervoor dat ze een kleine samenvatting maken van wat ze als grammatica allemaal langs zien komen. Op die manier worden ze ook gestimuleerd om in hun eigen woorden de grammatica uit te leggen én te begrijpen.
Maak tot slot met de hele klas één schema wat voor iedere leerling toegankelijk is.
Je kunt er overigens voor kiezen om ze de opdrachten van deze les thuis te laten maken, of in de klas, maar wél samen na te kijken! Er staan overigens veel extra opdrachten in voor leerlingen die het juist erg gemakkelijk vinden óf juist erg lastig.
Bespreek het huiswerk voordat je overgaat tot de 3 minuten reflectie van de les.
Doel: De leerlingen leren deze les het bezittelijk voornaamwoord. Hiermee kunnen ze vervolgens hun zinnen voor hun script ook beter aanpassen, samen met de werkwoorden être en avoir.
Leerlingen die het allemaal erg makkelijk vinden, kun je al vrij snel aan het begin van de les stimuleren door ze zelfstandig de grammatica uit te laten zoeken. Ze moeten dan echter wél bij jou uitleg geven over wat ze hebben gelezen. Ook is het raadzaam ze mee te laten schrijven met het uiteindelijke schema van het bezittelijk voornaamwoord.
Exercice 1
Herhaling van les 1: avoir en être
Laat leerlingen zsm de twee rijtjes opschrijven (dit kan ook door middel van socrative) waarbij de eerste vorm ook wordt vertaald. De eerste die klaar is en het foutloos heeft gedaan, kun je bijvoorbeeld iets kleins als presentje geven (gummetje van de Action bijv.).
Exercice 2
De leerlingen gaan zelfstandig aan het werk met de bezittelijk voornaamwoorden. Zorg dat ze ongeveer 5 à 15 minuten de tijd hebben om aan deze opdracht(en) te werken.
Het is aan te raden om leerlingen zélf de uitleg te geven over hetgeen zij net zelf hebben moeten lezen/luisteren/kijken. Zorg ervoor dat ze een kleine samenvatting maken van wat ze als grammatica allemaal langs zien komen. Op die manier worden ze ook gestimuleerd om in hun eigen woorden de grammatica uit te leggen én te begrijpen.
Maak tot slot met de hele klas één schema wat voor iedere leerling toegankelijk is.
Je kunt er overigens voor kiezen om ze de opdrachten van deze les thuis te laten maken, of in de klas, maar wél samen na te kijken! Er staan overigens veel extra opdrachten in voor leerlingen die het juist erg gemakkelijk vinden óf juist erg lastig.
Bespreek het huiswerk voordat je overgaat tot de 3 minuten reflectie van de les.