Explication cours 2ème semaine
Benodigdheden
en programma voor week 2:
Computers voor alle leerlingen!
Beamer
Computer voor docent
Boxen in het lokaal
Aantekeningenschrift voor leerlingen
Oortjes voor de luisterfragmenten
proefwerkblaadjes
But des cours: herkennen en toepassen van de Passé Composé en voorzetsels van landennamen/plaastnamen
LES 1:
LET OP: laat de leerlingen niet inloggen!
Dictée: (10min)
De leerlngen starten de les met een dictee van de zinnen en woordjes die ze hebben moeten leren als huiswerk. Het is raadzaam ongeveer tien woordjes en 5 zinnen voor te lezen en zelf even te kijken voor de weging. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van het niveau dat je lesgeeft!
En classe: (10 min)
Na het dictee geef je aan dat ze hun aantekeningenschrift nodig hebben. Laat ze vervolgens het onderstaande luisterfragment ALLEEN DE EERSTE, DUS NIET METEEN ALLES 2x horen.
- De eerste keer laat je ze luisteren naar de inhoud: waar zou het over gaan? En, hoe heb je dat gehoord?
- De tweede keer laat je ze zoveel mogelijk vormen van de Passé Composé opschrijven en het liefste natuurlijk ook al vertalen.
- Bespreek de antwoorden met de klas op de beamer, of laat een aantal leerlingen de antwoorden op het bord schrijven
Tout(e) Seul(e): (20 min)
Laat ze vervolgens INLOGGEN in de tweede week, 1e les en laat ze opnieuw nu alle fragmenten horen mét het beeld erbij.Ze schrijven nu weer zoveel mogelijk Passé Composé vormen op die ze herkennen en proberen die uiteindelijk, na het luisteren, ook te vertalen. (dat mag met een online woordenboek, als ze denken dat dat werkt!)
Bespreek het na met de klas en probeer ook al zoveel mogelijk vormen op de beamer te zetten, met de vertaling.
Tout(e) Seul(e): (15 min)
De leerlingen gaan nu aan de slag met de website voor werkwoorden. Leg aan ze uit hoe ze de opdracht kunnen starten door de werkwoorden op te zoeken in de kolommen en aan te vinken! Het is belangrijk dat ze alleen de Passé Composé aanvinken, anders wordt het teveel!
être
avoir
prendre
aller
regarder
faire
visiter
nager
dormir
partir
En Classe: (5 min)
Qu'est-ce que tu as appris?
Vraag de leerlingen individueel wat ze nu eigenlijk hebben geleerd deze les en vooral, wat ze nog weten!
Ga na deze opdracht (Ze hebben thuis ook nog de kans om het te oefenen met de werkwoorden) naar het huiswerk voor week 2, les 2.
LES 2:
Voorbereiding: Maak een overhoring van de woorden en zinnen die ze moeten leren voor hun Huiswerkoverhoring. (dit kan je digitaal aanbieden via de computer, maar ook gewoon met een blaadje)
Geef tenminste 10 woorden NF en 10 woorden FN en 5 zinnen!
But du cours:
De leerlingen leren vandaag wat voor verschillende voorzetsels er nodig zijn bij landennamen en plaatsnamen.
Tout(e) Seul(e): (15 min)
Start je les met de huiswerkoverhoring
En Classe:
Laat, mocht je de overhoring op het blaadje hebben gegeven, de leerlingen nu inloggen op de tweede week, tweede les.
Leg uit dat ze deze les de voorzetsels voor landen/plaatsen krijgen en vraag of iemand dat misschien al weet? Leg het vooral niet uit! Dan zien ze straks zelf!
Tout(e) Seul(e): (20 min)
Ze lezen nu zelf op de computer hoe ze het voorzetsel moeten maken. Laat ze dan ook daarna zelf de opdrachten maken en ga daarna pas bespreken (desnoods met een schema op het bord) hoe de voorzetsels gebruikt moeten worden. Ze hebben meer dan genoeg opdrachten waarin dit duidelijk wordt. Je kunt de opdrachten even met ze doorlopen, zodat het duidelijk is wat er bij elke opdracht van ze verwacht wordt. (vooral de laatste opdracht dient enige uitleg!)
A deux: ( à peu près 15 min)
Ze gaan daarna met z'n tweeën (en de computer) vragen waar ze naar toe zijn gegaan op vakantie. Om dit in goede banen te leiden, is het handig om gewoon de leerlingen achter hun computer te laten zitten en gewoon de buurman/buurvrouw als gesprekspartner te gebruiken. Mocht je dan niet uitkomen, dan kun je altijd een drietal nemen. Als er iemand tussenzit die het erg moeilijk vindt om samen te werken, kun je ervoor kiezen die persoon de opdracht alleen te laten doen en het op te laten schrijven in z'n aantekeningenschrift. Ze MOETEN de drie punten in ieder geval kunnen toepassen!
1) waar ben je geweest?
2) hoe lang ben je geweest?
3) met wie ben je geweest?
Het is verboden om een vertaalsite te zoeken. Je zou met de IT af kunnen spreken dat je deze sites blokkeert!
Laat ze de zinnen in hun aantekeningenschrift schrijven!
En classe: (5 min)
Bespreek de verschillende uitkomsten met een aantal leerlingen zodat ze wel goede zinnen krijgen in hun uiteindelijke presentatie.
Qu'est-ce que tu as appris? (3 min)
Vraag de leerlingen individueel wat ze nu eigenlijk hebben geleerd deze les en vooral, wat ze nog weten!
Ga vervolgens naar het huiswerk voor de 3e week, 1e les. Het is van belang dat de foto's die de leerlingen meenemen in kleur zijn! Mocht een leerlingen geen foto's hebben van familieleden, dan kunnen ze altijd foto's van personen meenemen uit tijdschriften.